Opinion

Toekomstbestendig maken van het Europese energiesysteem moet nu van start

De wetenschap is helemaal duidelijk: menselijke activiteiten hebben geleid tot de uitstoot van broeikasgassen die onze planeet verwarmen en als gevolg daarvan het leven op aarde verwzakken en destabiliseren. De waarschuwingen van wetenschappers over de impact van klimaatverandering vormen een reden voor tegenmaatregelen. De Overeenkomst van Parijs, ondertekend door de wereldleiders in 2015, geeft de richting aan, terwijl de groeiende erkenning dat de tijd om is, het tempo bepaalt voor de nodige actie.

Dit is en moet het uitgangspunt zijn voor elke discussie dat Europa’s energievooruitzichten betrekt. De realiteit is dat de lidstaten van de Europese Unie (EU) niet op schema liggen om hun emissiereductiedoelstellingen te halen, en de energiesector zal in deze inspanningen een centrale rol spelen, aangezien deze voor meer dan 75 procent van de BKG-uitstoot in de EU verantwoordelijk is. Hoewel er ook in andere sectoren maatregelen genomen moeten worden, van landbouw tot industriële processen, kan het belang en de omvang van de veranderingen die in de energiesector nodig zijn, niet worden onderschat. Bovendien neemt de druk toe.

Wil de EU bijdragen aan de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, dan zou zij tegen 2050 een overgang naar netto nul-uitstoot van broeikasgassen moeten hebben. Als gevolg daarvan heeft de EU net een uitgebreide reeks doelstellingen en energieregels aangenomen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. , en de energie-efficiëntie van de EU en het aandeel van hernieuwbare energiebronnen tegen 2030 verhogen, is het waarschijnlijk dat deze opnieuw moeten worden beoordeeld.

De aantredende voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen en een aantal lidstaten pleiten al voor een verhoging van de BKG-emissiedoelstelling, van 40 procent naar 55 procent in 2030.
Het goede nieuws is dat het duurzamer maken van het energiesysteem van de EU en het veranderen van onze manier van werken niet alleen goed is voor het klimaat, maar ook aanzienlijke economische en maatschappelijke voordelen kan opleveren, de energiezekerheid kan verbeteren, banen kan creëren en de energiekosten voor de consument kan verlagen – als dit goed gedaan is.

Verbetering van de energie-efficiëntie blijft laaghangend fruit. Het kan de uitstoot in de EU en de energiekosten voor de consument verlagen, terwijl het tegelijkertijd lokale banen creëert en de afhankelijkheid van buitenlandse energie-invier vermindert – aangezien elke procent energiebesparing de EU-import van gas met 2,6 procent vermindert.

De EU moet het potentieel met in eigen land geproduceerde hernieuwbare energie benutten om elektriciteitsproductie, verwarming, transport en industrie koolstofarm te maken. Dit is economisch gezien ook logischer, aangezien hernieuwbare energiebronnen steeds concurrerender worden. Bovendien zouden efficiënte en flexibele energiesystemen op basis van in het binnenland geproduceerde hernieuwbare energie in vergelijking met geïmporteerde fossiele brandstoffen aantrekkelijk zijn vanuit het oogpunt van energiezekerheid.

De EU moet echter het juiste evenwicht vinden. Het stimuleren van houtverbranding is kortzichtig en ondermijnt uiteindelijk de klimaatactie en het slimme gebruik van waardevolle natuurlijke hulpbronnen. Tegelijkertijd moeten de EU-lidstaten veel meer doen om de verdere inzet van wind- en zonne-energie te ondersteunen.

Bovendien kunnen bestaande technologieën zoals de combinatie van warmte- en krachtsystemen, warmtepompen, geothermische systemen en zonnewarmtecollectoren meer worden gebruikt. Elektrische verwarmingssystemen en elektrische voertuigaccu’s bieden opnieuw interessante mogelijkheden voor het balanceren en opslaan van hernieuwbare elektriciteit.

Toekomstbestendig maken van het Europese energiesysteem vereist grensoverschrijdende samenwerking. De lidstaten moeten bijvoorbeeld een elektriciteitsmarkt voor hernieuwbare energie creëren, waar i) installaties worden geplaatst waar ze het meest efficiënt zijn, ii) elektriciteitsstromen in een slim netwerk dat verschillende delen van de EU verbindt en respons op de vraagzijde en beheer mogelijk maakt, en iii) energieopslag op grote schaal wordt ingezet. Lidstaten moeten de voordelen van samenwerking erkennen. De EU kan het zich niet veroorloven dat landen zich verzetten tegen het bouwen van interconnectoren en / of het ontvangen van hernieuwbare elektriciteit van buren omdat dit concurrentie op hun markt veroorzaakt.

Het is tijd om ons geld te plaatsen waar onze mond is. Investeringen binnen het volgende decennium zullen een directe invloed hebben op het vermogen van de EU om haar klimaatambities en een klimaatneutrale economie te verwezenlijken. Hoewel de EU het kader moet creëren voor particuliere investeerders om bij te dragen aan de overgang, moet zij er ook voor zorgen dat haar eigen uitgaven verenigbaar zijn met de gestelde doelen.

Dit begint met het beëindigen van financiële steun voor fossiele brandstofprojecten die de transitie naar schone energie ondermijnen. Overweeg het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021-2027, waarover momenteel wordt onderhandeld: geen cent van het geld van de Europese belastingbetalers mag worden besteed aan de ondersteuning van fossiele brandstoffen. Het is positief dat de Europese Investeringsbank ernaar streeft de steun voor projecten voor fossiele brandstoffen, inclusief aardgas, tegen 2020 geleidelijk af te schaffen. Het zou buitengewoon jammer zijn als deze ambitie wordt afgezwakt door de Europese Commissie en de lidstaten, zoals Duitsland.

En waar moeten investeringen dan naartoe? Aan hernieuwbare energiebronnen, aan verbetering van elektriciteitsopslag en transmissiecapaciteit en energie-efficiëntie. Ze moeten gericht zijn op oplossingen die volledige compatibiliteit kunnen aantonen met een duurzame, klimaatneutrale toekomst.

Ook al is de overgang naar schone energie in de EU vooral een interne uitdaging, de aanpak van de klimaatcrisis vereist wereldwijde inspanningen. Als de EU binnen en buiten haar grenzen de economische, sociale en ecologische voordelen van een energietransitie kan aantonen, zou dit voor anderen een aantrekkelijk voorbeeld kunnen zijn. Daarom moet het blijven samenwerken en goede praktijken delen met zijn wereldwijde partners, en diplomatieke en handelsinstrumenten gebruiken om wereldwijde klimaatactie aan te moedigen.

De energiesector van de EU heeft zijn uitstoot al verlaagd dankzij verbeteringen in de energie-efficiëntie, meer gebruik van hernieuwbare energiebronnen en minder gebruik van steenkool om warmte en elektriciteit te produceren. Maar als de EU klimaatneutraliteit wil bereiken, moeten de inspanningen worden opgevoerd en snel. Politici moeten de verantwoordelijkheid op zich nemen en de moed hebben om een kader voor actie te bieden – zelfs als dit een radicale verandering van de status quo betekent. Het gevoel van urgentie moet worden weerspiegeld in de investeringsbeslissingen die vandaag en morgen worden genomen. Het is tijd om de inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie en in het binnenland geproduceerde hernieuwbare energie op te voeren, als middel om veilige, betaalbare en duurzame energie te bereiken.